BRANCHEOPLEIDING

TEKST: ANNE VAN DEN DOOL • FOTO'S: ZIE CREDITS LANGS DE ZIJKANT

Jannie van Vugt en Kirsten Sinke, trekkers van de brancheopleiding  

‘We moeten medewerkers

vinden, boeien en binden!’


Een uniforme opleiding voor iedereen past niet meer bij het huidige bibliotheeklandschap. Daarom worden er keuzedelen ontwikkeld. ‘We zetten niemand meer twee jaar lang in de schoolbanken.’

Foto: Shutterstock

Al sinds de opheffing van de laatste opleiding voor bibliothecarissen worstelt de branche met het bijscholen van haar medewerkers. Met Jannie van Vugt en Kirsten Sinke aan het roer worden de komende tijd nieuwe stappen gezet richting een nieuwe brancheopleiding.

In september 2022 werd Jannie van Vugt, eerder directeur-bestuurder van de Bibliotheek Oosterschelde, aangesteld als projectleider brancheopleiding. Hoewel, die term ‘projectleider’ is misschien toch niet helemaal passend. De zoektocht naar een nieuwe vorm voor de scholingsbehoefte vanuit het bibliotheekveld kun je tenslotte moeilijk iets tijdelijks noemen. ‘Voor de komende vijf jaar is hier geld voor gereserveerd’, licht Van Vugt toe. ‘In het ideale geval is de aandacht voor dit onderwerp natuurlijk structureel van aard.’
Van Vugt is al sinds 1980 werkzaam in de bibliotheekbranche. Eerder werkte ze onder meer voor de bibliotheken in Alphen aan den Rijn en Woerden. Ook bij de VOB is ze geen onbekende: eerder was ze daar beleidsmedewerker kwaliteitszorg en opleidingen. Niet zo vreemd, dus, dat ze zich sinds een aantal maanden met de nieuwe brancheopleiding bezighoudt.
Van Vugt is naar eigen zeggen een ‘generalist eersteklas’, die zich altijd al interesseerde voor het onderwerp. Ze weet zich op de inhoud gesteund door Kirsten Sinke, projectleider educatie, basisvaardigheden bij Cubiss/BiSC en deskundigheidsbevordering digitale inclusie (IDO) bij SPN. Waar Van Vugt zich vooral bezighoudt met de organisatorische en verbindende kant van het geheel, behoren het curriculum en de content tot Sinkes pakket. Eerder stond Sinke aan de wieg van Bibliotheekcampus, het online platform waar bibliotheekmedewerkers zichzelf kunnen bijscholen met online en offline bijeenkomsten.

Maatschappelijke opgaven
Sinkes eerdere ervaring met de drie maatschappelijke opgaven zoals ze benoemd staan in het Bibliotheekconvenant en de bijbehorende Netwerkagenda komen bij deze klus goed van pas. Het zijn namelijk precies deze documenten die de basis moeten vormen voor de nieuwe brancheopleiding. ‘De Netwerkagenda valt uiteen in twee delen: de uitdagingen die we als bibliotheekstelsel kennen en de voorwaarden die we moeten scheppen om met die uitdagingen aan de slag te kunnen. Die structuur zou de brancheopleiding ook moeten hebben: die van randvoorwaarden en inhoud.’
Tegelijkertijd laat de Netwerkagenda voor beiden zien dat het soms zoeken blijft naar de juiste terminologie. ‘Waarom gaat bijvoorbeeld geletterde samenleving alleen over jeugd?’, vult Sinke aan. ‘We hebben op dat vlak nog een hoop met elkaar te bespreken.’

Lange geschiedenis
De kwestie brancheopleiding kent een lange geschiedenis. ‘Ooit waren er een hbo- en een mbo-opleiding informatiedienstverlening’, blikt Van Vugt terug. ‘Die zijn allebei tot een einde gekomen als gevolg van de veranderende arbeidsmarkt: binnen bibliotheken waren niet genoeg arbeidsplaatsen om daar aparte opleidingen voor in stand te houden. Daarmee vloeide het formele opleidingsaanbod voor bibliotheekmedewerkers weg.’
Dat betekent echter niet dat er de afgelopen jaren niets bij te scholen viel. Rondom BoekStart en de Bibliotheek op school werden vanuit Kunst van Lezen allerlei cursussen opgezet. De KB en SPN brachten een aanbod rond basisvaardigheden en leertrajecten ter versteviging van de informatiemedewerkers op de markt. POI’s en externe aanbieders zoals GO Opleidingen, dichtten vervolgens de hiaten in het aanbod met trainingen over digitale geletterdheid, impactmanagement en de community librarian.

Ontbrekende structuur
Toch ontbreekt tot op de dag van vandaag een structuur om mensen in onze veranderende branche te blijven bijscholen, ziet Van Vugt. ‘Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de ontwikkelaars in dit land alles wat ze bedenken aan anderen kunnen doorgeven? Dat is voor mij een belangrijke vraag. Alleen dan kunnen we voor de klant en voor onze partners relevant blijven en kwaliteit blijven bieden.’
De bibliotheek als bron van informatie en kennis: dat beeld leeft bij veel mensen binnen en buiten onze branche nog steeds. Toch valt dat maar moeilijk vol te houden als we niet genoeg aandacht blijven besteden aan onze eigen informatievaardigheden, benadrukt Van Vugt. ‘De klant krijgt op dat gebied nu meer aandacht dan de medewerker. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Daarbij denk ik ook aan de kennis van collecties: hoe ontsluit je bronnen en maak je ze toepasbaar voor de gebruikers? Die kennis is op dit moment in groot gevaar: collectioneurs die hun vak tientallen jaren met veel kennis en passie hebben uitgeoefend zullen de komende jaren onze branche stuk voor stuk verlaten.’
Het is een van de redenen dat het onderwerp juist nu zo veel aandacht krijgt: de nood is hoog. ‘Ik krijg vaak telefoontjes van collega’s die zich zorgen maken’, vertelt van Vugt. ‘Ze gaan met pensioen en zien nieuwe collega’s binnenkomen die ontzettend veel weten, maar die binnen het bibliotheekwerk nog een hoop te leren hebben. We hoeven natuurlijk niet te blijven hangen in hoe het vroeger georganiseerd was, maar de herwaardering van onze traditionele waarden is wel nodig. Die urgentie maakte dat de VOB zei: hier moeten we meer structuur aan geven.’

Onderscheidend werk
Wat maakt al die getalenteerde mensen die onze branche binnenstromen tot bibliotheekmedewerkers? Die vraag staat voor Van Vugt centraal. ‘Wat onderscheidt hun werk van dat bij een buurthuis, theater of gemeente? Op dat vlak, dat wat eigen is aan onze sector, moeten we met deze brancheopleiding opereren: de collectiekennis, de deskundigheid op het gebied van bronnen, de informatievaardigheden. In de brancheopleiding zou je moeten leren hoe je doelgroep en onze verschillende vormen van aanbod op een goede manier op elkaar afstemt, ook door collectie en programmering met elkaar te verbinden.’
Sinke en Van Vugt beseffen heel goed dat daar al veel voor klaarligt. Het moet alleen nog goed gebundeld en gestructureerd worden. Daarbij denken de twee ook goed na over de vorm. Sinke: ‘Moet het online, offline of gemengd worden? Gaat het vooral om cursussen en trainingen, of ook om langdurige trajecten? Hoeveel tijd mag zo’n traject in beslag nemen? Dat zijn allemaal vragen waarmee we ons bezighouden.’
In de toekomst moeten bibliotheekmedewerkers in een online portaal kunnen zien welke opleidingen ze hebben gevolgd en wat voor hun vakgebied en ambities beschikbaar is. Ook zien ze hier hoeveel punten ze hebben behaald met de verschillende onderdelen van een opleiding en wat ze nog moeten doen om die opleiding compleet te krijgen. De hoop is dat medewerkers op die manier meer aandacht zullen besteden aan hun scholing.
Uiteindelijk moet scholings- en ontwikkelingsbeleid meer in het DNA van alle lokale bibliotheken komen, vindt Van Vugt. ‘Organisaties moeten hier tijd en budget voor vrijmaken. Dat vraagt niet alleen iets van ons als makers van die trajecten, maar ook van de afnemers. Ook het bezoeken van evenementen en het lezen van vakliteratuur hoort daarbij. Jezelf blijven ontwikkelen binnen een bibliotheekfunctie moet, kortom, de normaalste zaak van de wereld worden.’
Sinke ziet in haar dagelijkse werkpraktijk dat bezig zijn met bijscholing medewerkers wel eens onzeker kan maken. ‘Bij trainingen voor het Informatiepunt Digitale Overheid (IDO) zie ik enerzijds hoe blij mensen in de frontoffice zijn dat ze hun informatievaardigheden kunnen aanwenden in die functie, anderzijds vinden ze het spannend dat ze zich moeten bijscholen om burgers zo goed mogelijk te kunnen helpen. Als je als bibliotheek de instelling wilt zijn voor persoonlijke ontwikkeling, moet je dat als branche ook uitdragen. Burger en medewerker moeten allebei zelfredzaam door de bibliotheek lopen.’

Minder spreiding
Bijscholing houdt nooit op, zag Van Vugt de afgelopen jaren in de praktijk. ‘Bibliotheekmedewerkers leren elkaar allerlei belangrijke vaardigheden aan, maar met elke taak die de bibliotheek erbij krijgt, is meer bijscholing nodig. Toch moeten we iedereen zo goed mogelijk blijven helpen. Als wij roepen dat je bij ons terechtkunt met al je vragen, moet dat ook zo zijn.’
Wel mogen taken soms meer bij één specifieke medewerker worden belegd. Sinke: ‘Niet iedereen kan alle functies uitvoeren. De ene medewerker is beter in de sociale kant: de gastvrijheid, het doorvragen, het omgaan met emoties van de klant. De ander heeft meer talent voor zoekvaardigheden en het doorverwijzen naar andere partijen. Die verschillende competenties moet je als organisatie goed onder de loep nemen, om vervolgens te bedenken wie het best welke functies kan vervullen. We zetten bibliotheekmedewerkers nu vaak nog te breed in: we hebben functieomschrijvingen die daar veel ruimte voor laten. Ik zou bibliotheken willen aanmoedigen meer te kijken naar wie welke taak het beste kan oppakken. Daarmee ontstaat ook de mogelijkheid te differentiëren, in plaats van dat iedereen hetzelfde doet. Op dat moment ontstaat persoonlijke ontwikkeling.’
Die is hard nodig om jonge bibliotheekmedewerkers aan de branche te blijven binden, merkte ook Van Vugt tijdens de gesprekken die ze met het Jong Bibliotheek Netwerk (JBN) voerde. ‘Zij komen vaak als zijinstromers onze branche binnen. Ze zijn vol enthousiasme over de inhoud en op zoek naar uitdaging. Hoe geven we ze die, in een tijd waarin iemand zich zelden nog voor veertig jaar aan één werkgever verbindt? Op dit moment investeren we veel in bibliotheekmedewerkers die na een paar jaar onze branche weer verlaten, waardoor we kennis weer zien wegvloeien. We moeten vinden, boeien en binden.’

Van A naar B
Wat een organisatie volgens Van Vugt uiteindelijk succesvol maakt, is hoe die samen met alle medewerkers van A naar B komt. ‘Je kunt de mooiste bibliotheek van Nederland neerzetten, maar als je niet de juiste medewerkers in huis hebt, kom je er niet. Ik vergelijk het met mijn ervaring als shopper: ik betaal graag een beetje extra als iemand mij in de winkel te woord staat die geen bordjes opleest of iets op internet moet opzoeken wat ik zelf ook had kunnen vinden. Een gebouw is een lege huls als het niet gevuld wordt door medewerkers die in een flow zitten. Werk is natuurlijk niet altijd leuk, maar uiteindelijk wil je wel op basis van een gemeenschappelijke drive iets teweegbrengen.’
Van Vugt en Sinke beginnen niet bij het begin. Sinke: ‘In de afgelopen jaren is door Mirjam van Zaalen en Anton Dierdorp al waanzinnig veel werk verzet, onder meer in de vorm van Bibliotheekcampus. Met zo’n platform geven we een boodschap af: leren in deze sector is belangrijk, en dat hoeft lang niet altijd door fysiek de schoolbanken in te duiken.’
Verder is eerder al een set domeinbeschrijvingen opgeleverd, met verschillende typen bibliotheekmedewerkers en hun profielen. Ook de sectorale HRD-aanpak en de visie op leren zijn volgens Sinke en Van Vugt belangrijke documenten die de afgelopen jaren al veel inzicht hebben gegeven in hoe het bibliotheekveld er in termen van functies en competenties uitziet. Dat de branche al een levendig HR-netwerk kent, is extra winst.

Bibliotheekcampus
De komende tijd gaan Van Vugt en Sinke al deze documenten opnieuw bekijken om te bepalen wat onderdeel moet worden van de nieuwe bibliotheekopleiding. ‘Uiteindelijk gaat het om structuur aanbrengen’, stelt Van Vugt. ‘We kijken bijvoorbeeld ook kritisch naar al het aanbod dat nu op Bibliotheekcampus staat. Niet alles wat daar nu te vinden is, zou onderdeel moeten worden van de brancheopleiding; soms is het simpelweg een fijne aanvulling op het gebied van algemene vaardigheden. Een eerste stap is de migratie die voor dit voorjaar gepland staat, waarbij we het huidige aanbod gaan opschonen. Nu is de website nog niet goed genoeg doorzoekbaar; ook daar komt dan verandering in.’
Het is een goed voorbeeld van hoe belangrijk het is om het scholingsaanbod continu te blijven verbeteren. ‘Je kunt niet zomaar in één keer alles erop zetten en denken dat je klaar bent. Doorontwikkelingen als deze blijven hard nodig.’

Complete brancheopleiding
Niet iedereen die in de bibliotheeksector werkt hoeft een complete brancheopleiding te volgen, benadrukt Sinke. ‘Mensen met beroepen die niet specifiek zijn voor de bibliotheeksector, volgen hun basisopleiding vaak elders. Denk bijvoorbeeld aan marketeers en managers. Toch willen we ook aan hen modules bieden die ze kennis bijbrengen die specifiek is voor de bibliotheeksector. Die combinatie maakt hen tot de optimale werknemer voor onze branche.’
Het moge volgens Van Vugt dan ook duidelijk zijn dat één opleiding voor iedereen niet meer bij het huidige bibliotheeklandschap past. ‘Daarom maken we keuzedelen. We zetten niemand meer twee jaar lang in de schoolbanken. Dat past niet meer bij onze samenleving, en bovendien is werkplekleren de beste manier om nieuwe vaardigheden op te doen.’

Nieuwe ontwikkelingen
In 2023 staan meer mooie ontwikkelingen op stapel. Zo wordt het mbo-keuzedeel ‘Informatiedienstverlening in de nieuwe bibliotheek’ dit jaar vernieuwd en op meerdere plekken uitgevoerd (zie kader). Daarnaast komt er een nieuw leermanagementsysteem waarin medewerkers hun eigen pad kunnen bijhouden: welke modules van welke aanbieders hebben ze gevolgd en waarmee kunnen ze dat nog aanvullen? ‘We willen dat alle aanbieders dit systeem kunnen gebruiken. Ook willen we besloten omgevingen creëren voor individuele bibliotheken en POI’s, bijvoorbeeld voor interne inwerk- en scholingsprogramma’s.’
Het liefst zou Sinke die online omgeving ook gekoppeld zien aan de functioneringscycli. ‘In onze branche zien we nog te vaak dat medewerkers bij jaargesprekken worden getoetst op te vage criteria. We verliezen ons in competentieframeworks en discussies over of iemand een niveau twee of drie op een bepaald gebied is. We moeten tijdens zulke gesprekken veel helderder communiceren: welke taken horen bij jouw functie, wat moet je daarvoor kunnen en lukt dat? Nu gaan we nog te vaak uit van het idee dat er een kloof is die overbrugd moet worden, en dat een opleiding daarvoor de oplossing biedt. Laten we elkaar andere vragen stellen: wat kun je al goed en hoe kunnen we dat nog beter ontwikkelen? Daardoor komen medewerkers veel sneller in een flow.’

Gedeelde verantwoordelijkheid
Goed personeelsbeleid is een verantwoordelijkheid van het hele netwerk, benadrukt Van Vugt. ‘Ieder heeft een taak. De KB verrijkt programma’s met opleidingselementen, de VOB faciliteert de werkgever, POI’s leggen hun oor te luisteren waar ze kunnen ondersteunen en werknemers geven aan waar hun behoeftes liggen. Ook dat laatste is natuurlijk ontzettend belangrijk. We zouden iedere bibliotheekmedewerker in dit land willen oproepen na te denken over de vraag: hoe kan ik beter worden in wat ik doe?’
Zo’n hernieuwde focus op onze scholingsstructuur vraagt ook om een netwerk van trainers door het hele land die in alle vragen kunnen voorzien, aldus Sinke. ‘En we moeten van elkaar blijven leren. Wij zien veel potentie in de lerende netwerken die nu al door het hele land ontstaan. Trainingen die bij een organisatie plaatsvinden, kunnen handig en laagdrempelig zijn, maar bij vakmatige kennis is het soms des te interessanter om juist bij elkaar te zitten.’
Maar boven alles moeten we het simpel houden, vindt Van Vugt. ‘Het aanbod moet wel blijven appelleren aan daadwerkelijke behoeftes. Daarbij zou het zo goed mogelijk helpen van de burger steeds centraal moeten staan, net als in de Netwerkagenda: bezit ik de vaardigheden om aan de vraag van de klant te beantwoorden? Die vraag stellen wij ook in onze opdracht centraal.’

Foto: Remie Fotografie | Margo Remie


Kirsten Sinke:
‘Als je als bibliotheek de instelling wilt zijn voor persoonlijke ontwikkeling, moet je dat als branche ook uitdragen!’

Foto: Linda Hemmes


Jannie van Vugt:
‘Bibliotheekmedewerkers leren elkaar allerlei belangrijke vaardigheden aan, maar met elke taak die de bibliotheek erbij krijgt, is meer bijscholing nodig.’

Bibliotheekblad 2 Februari 2023

Foto: Remie Fotografie


Kirsten Sinke:
‘Als je als bibliotheek de instelling wilt zijn voor persoonlijke ontwikkeling, moet je dat als branche ook uitdragen!’

Foto: Linda Hemmes


Jannie van Vugt:
‘Bibliotheekmedewerkers leren elkaar allerlei belangrijke vaardigheden aan, maar met elke taak die de bibliotheek erbij krijgt, is meer bijscholing nodig.’


Een uniforme opleiding voor iedereen past niet meer bij het huidige bibliotheeklandschap. Daarom worden er keuzedelen ontwikkeld. ‘We zetten niemand meer twee jaar lang in de schoolbanken.’

Foto: Shutterstock

Bibliotheekblad 2 Februari 2023

In september 2022 werd Jannie van Vugt, eerder directeur-bestuurder van de Bibliotheek Oosterschelde, aangesteld als projectleider brancheopleiding. Hoewel, die term ‘projectleider’ is misschien toch niet helemaal passend. De zoektocht naar een nieuwe vorm voor de scholingsbehoefte vanuit het bibliotheekveld kun je tenslotte moeilijk iets tijdelijks noemen. ‘Voor de komende vijf jaar is hier geld voor gereserveerd’, licht Van Vugt toe. ‘In het ideale geval is de aandacht voor dit onderwerp natuurlijk structureel van aard.’
Van Vugt is al sinds 1980 werkzaam in de bibliotheekbranche. Eerder werkte ze onder meer voor de bibliotheken in Alphen aan den Rijn en Woerden. Ook bij de VOB is ze geen onbekende: eerder was ze daar beleidsmedewerker kwaliteitszorg en opleidingen. Niet zo vreemd, dus, dat ze zich sinds een aantal maanden met de nieuwe brancheopleiding bezighoudt.
Van Vugt is naar eigen zeggen een ‘generalist eersteklas’, die zich altijd al interesseerde voor het onderwerp. Ze weet zich op de inhoud gesteund door Kirsten Sinke, projectleider educatie, basisvaardigheden bij Cubiss/BiSC en deskundigheidsbevordering digitale inclusie (IDO) bij SPN. Waar Van Vugt zich vooral bezighoudt met de organisatorische en verbindende kant van het geheel, behoren het curriculum en de content tot Sinkes pakket. Eerder stond Sinke aan de wieg van Bibliotheekcampus, het online platform waar bibliotheekmedewerkers zichzelf kunnen bijscholen met online en offline bijeenkomsten.

Maatschappelijke opgaven
Sinkes eerdere ervaring met de drie maatschappelijke opgaven zoals ze benoemd staan in het Bibliotheekconvenant en de bijbehorende Netwerkagenda komen bij deze klus goed van pas. Het zijn namelijk precies deze documenten die de basis moeten vormen voor de nieuwe brancheopleiding. ‘De Netwerkagenda valt uiteen in twee delen: de uitdagingen die we als bibliotheekstelsel kennen en de voorwaarden die we moeten scheppen om met die uitdagingen aan de slag te kunnen. Die structuur zou de brancheopleiding ook moeten hebben: die van randvoorwaarden en inhoud.’
Tegelijkertijd laat de Netwerkagenda voor beiden zien dat het soms zoeken blijft naar de juiste terminologie. ‘Waarom gaat bijvoorbeeld geletterde samenleving alleen over jeugd?’, vult Sinke aan. ‘We hebben op dat vlak nog een hoop met elkaar te bespreken.’

Lange geschiedenis
De kwestie brancheopleiding kent een lange geschiedenis. ‘Ooit waren er een hbo- en een mbo-opleiding informatiedienstverlening’, blikt Van Vugt terug. ‘Die zijn allebei tot een einde gekomen als gevolg van de veranderende arbeidsmarkt: binnen bibliotheken waren niet genoeg arbeidsplaatsen om daar aparte opleidingen voor in stand te houden. Daarmee vloeide het formele opleidingsaanbod voor bibliotheekmedewerkers weg.’
Dat betekent echter niet dat er de afgelopen jaren niets bij te scholen viel. Rondom BoekStart en de Bibliotheek op school werden vanuit Kunst van Lezen allerlei cursussen opgezet. De KB en SPN brachten een aanbod rond basisvaardigheden en leertrajecten ter versteviging van de informatiemedewerkers op de markt. POI’s en externe aanbieders zoals GO Opleidingen, dichtten vervolgens de hiaten in het aanbod met trainingen over digitale geletterdheid, impactmanagement en de community librarian.

Ontbrekende structuur
Toch ontbreekt tot op de dag van vandaag een structuur om mensen in onze veranderende branche te blijven bijscholen, ziet Van Vugt. ‘Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de ontwikkelaars in dit land alles wat ze bedenken aan anderen kunnen doorgeven? Dat is voor mij een belangrijke vraag. Alleen dan kunnen we voor de klant en voor onze partners relevant blijven en kwaliteit blijven bieden.’
De bibliotheek als bron van informatie en kennis: dat beeld leeft bij veel mensen binnen en buiten onze branche nog steeds. Toch valt dat maar moeilijk vol te houden als we niet genoeg aandacht blijven besteden aan onze eigen informatievaardigheden, benadrukt Van Vugt. ‘De klant krijgt op dat gebied nu meer aandacht dan de medewerker. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Daarbij denk ik ook aan de kennis van collecties: hoe ontsluit je bronnen en maak je ze toepasbaar voor de gebruikers? Die kennis is op dit moment in groot gevaar: collectioneurs die hun vak tientallen jaren met veel kennis en passie hebben uitgeoefend zullen de komende jaren onze branche stuk voor stuk verlaten.’
Het is een van de redenen dat het onderwerp juist nu zo veel aandacht krijgt: de nood is hoog. ‘Ik krijg vaak telefoontjes van collega’s die zich zorgen maken’, vertelt van Vugt. ‘Ze gaan met pensioen en zien nieuwe collega’s binnenkomen die ontzettend veel weten, maar die binnen het bibliotheekwerk nog een hoop te leren hebben. We hoeven natuurlijk niet te blijven hangen in hoe het vroeger georganiseerd was, maar de herwaardering van onze traditionele waarden is wel nodig. Die urgentie maakte dat de VOB zei: hier moeten we meer structuur aan geven.’

Onderscheidend werk
Wat maakt al die getalenteerde mensen die onze branche binnenstromen tot bibliotheekmedewerkers? Die vraag staat voor Van Vugt centraal. ‘Wat onderscheidt hun werk van dat bij een buurthuis, theater of gemeente? Op dat vlak, dat wat eigen is aan onze sector, moeten we met deze brancheopleiding opereren: de collectiekennis, de deskundigheid op het gebied van bronnen, de informatievaardigheden. In de brancheopleiding zou je moeten leren hoe je doelgroep en onze verschillende vormen van aanbod op een goede manier op elkaar afstemt, ook door collectie en programmering met elkaar te verbinden.’
Sinke en Van Vugt beseffen heel goed dat daar al veel voor klaarligt. Het moet alleen nog goed gebundeld en gestructureerd worden. Daarbij denken de twee ook goed na over de vorm. Sinke: ‘Moet het online, offline of gemengd worden? Gaat het vooral om cursussen en trainingen, of ook om langdurige trajecten? Hoeveel tijd mag zo’n traject in beslag nemen? Dat zijn allemaal vragen waarmee we ons bezighouden.’
In de toekomst moeten bibliotheekmedewerkers in een online portaal kunnen zien welke opleidingen ze hebben gevolgd en wat voor hun vakgebied en ambities beschikbaar is. Ook zien ze hier hoeveel punten ze hebben behaald met de verschillende onderdelen van een opleiding en wat ze nog moeten doen om die opleiding compleet te krijgen. De hoop is dat medewerkers op die manier meer aandacht zullen besteden aan hun scholing.
Uiteindelijk moet scholings- en ontwikkelingsbeleid meer in het DNA van alle lokale bibliotheken komen, vindt Van Vugt. ‘Organisaties moeten hier tijd en budget voor vrijmaken. Dat vraagt niet alleen iets van ons als makers van die trajecten, maar ook van de afnemers. Ook het bezoeken van evenementen en het lezen van vakliteratuur hoort daarbij. Jezelf blijven ontwikkelen binnen een bibliotheekfunctie moet, kortom, de normaalste zaak van de wereld worden.’
Sinke ziet in haar dagelijkse werkpraktijk dat bezig zijn met bijscholing medewerkers wel eens onzeker kan maken. ‘Bij trainingen voor het Informatiepunt Digitale Overheid (IDO) zie ik enerzijds hoe blij mensen in de frontoffice zijn dat ze hun informatievaardigheden kunnen aanwenden in die functie, anderzijds vinden ze het spannend dat ze zich moeten bijscholen om burgers zo goed mogelijk te kunnen helpen. Als je als bibliotheek de instelling wilt zijn voor persoonlijke ontwikkeling, moet je dat als branche ook uitdragen. Burger en medewerker moeten allebei zelfredzaam door de bibliotheek lopen.’

Minder spreiding
Bijscholing houdt nooit op, zag Van Vugt de afgelopen jaren in de praktijk. ‘Bibliotheekmedewerkers leren elkaar allerlei belangrijke vaardigheden aan, maar met elke taak die de bibliotheek erbij krijgt, is meer bijscholing nodig. Toch moeten we iedereen zo goed mogelijk blijven helpen. Als wij roepen dat je bij ons terechtkunt met al je vragen, moet dat ook zo zijn.’
Wel mogen taken soms meer bij één specifieke medewerker worden belegd. Sinke: ‘Niet iedereen kan alle functies uitvoeren. De ene medewerker is beter in de sociale kant: de gastvrijheid, het doorvragen, het omgaan met emoties van de klant. De ander heeft meer talent voor zoekvaardigheden en het doorverwijzen naar andere partijen. Die verschillende competenties moet je als organisatie goed onder de loep nemen, om vervolgens te bedenken wie het best welke functies kan vervullen. We zetten bibliotheekmedewerkers nu vaak nog te breed in: we hebben functieomschrijvingen die daar veel ruimte voor laten. Ik zou bibliotheken willen aanmoedigen meer te kijken naar wie welke taak het beste kan oppakken. Daarmee ontstaat ook de mogelijkheid te differentiëren, in plaats van dat iedereen hetzelfde doet. Op dat moment ontstaat persoonlijke ontwikkeling.’
Die is hard nodig om jonge bibliotheekmedewerkers aan de branche te blijven binden, merkte ook Van Vugt tijdens de gesprekken die ze met het Jong Bibliotheek Netwerk (JBN) voerde. ‘Zij komen vaak als zijinstromers onze branche binnen. Ze zijn vol enthousiasme over de inhoud en op zoek naar uitdaging. Hoe geven we ze die, in een tijd waarin iemand zich zelden nog voor veertig jaar aan één werkgever verbindt? Op dit moment investeren we veel in bibliotheekmedewerkers die na een paar jaar onze branche weer verlaten, waardoor we kennis weer zien wegvloeien. We moeten vinden, boeien en binden.’

Van A naar B
Wat een organisatie volgens Van Vugt uiteindelijk succesvol maakt, is hoe die samen met alle medewerkers van A naar B komt. ‘Je kunt de mooiste bibliotheek van Nederland neerzetten, maar als je niet de juiste medewerkers in huis hebt, kom je er niet. Ik vergelijk het met mijn ervaring als shopper: ik betaal graag een beetje extra als iemand mij in de winkel te woord staat die geen bordjes opleest of iets op internet moet opzoeken wat ik zelf ook had kunnen vinden. Een gebouw is een lege huls als het niet gevuld wordt door medewerkers die in een flow zitten. Werk is natuurlijk niet altijd leuk, maar uiteindelijk wil je wel op basis van een gemeenschappelijke drive iets teweegbrengen.’
Van Vugt en Sinke beginnen niet bij het begin. Sinke: ‘In de afgelopen jaren is door Mirjam van Zaalen en Anton Dierdorp al waanzinnig veel werk verzet, onder meer in de vorm van Bibliotheekcampus. Met zo’n platform geven we een boodschap af: leren in deze sector is belangrijk, en dat hoeft lang niet altijd door fysiek de schoolbanken in te duiken.’
Verder is eerder al een set domeinbeschrijvingen opgeleverd, met verschillende typen bibliotheekmedewerkers en hun profielen. Ook de sectorale HRD-aanpak en de visie op leren zijn volgens Sinke en Van Vugt belangrijke documenten die de afgelopen jaren al veel inzicht hebben gegeven in hoe het bibliotheekveld er in termen van functies en competenties uitziet. Dat de branche al een levendig HR-netwerk kent, is extra winst.

Bibliotheekcampus
De komende tijd gaan Van Vugt en Sinke al deze documenten opnieuw bekijken om te bepalen wat onderdeel moet worden van de nieuwe bibliotheekopleiding. ‘Uiteindelijk gaat het om structuur aanbrengen’, stelt Van Vugt. ‘We kijken bijvoorbeeld ook kritisch naar al het aanbod dat nu op Bibliotheekcampus staat. Niet alles wat daar nu te vinden is, zou onderdeel moeten worden van de brancheopleiding; soms is het simpelweg een fijne aanvulling op het gebied van algemene vaardigheden. Een eerste stap is de migratie die voor dit voorjaar gepland staat, waarbij we het huidige aanbod gaan opschonen. Nu is de website nog niet goed genoeg doorzoekbaar; ook daar komt dan verandering in.’
Het is een goed voorbeeld van hoe belangrijk het is om het scholingsaanbod continu te blijven verbeteren. ‘Je kunt niet zomaar in één keer alles erop zetten en denken dat je klaar bent. Doorontwikkelingen als deze blijven hard nodig.’

Complete brancheopleiding
Niet iedereen die in de bibliotheeksector werkt hoeft een complete brancheopleiding te volgen, benadrukt Sinke. ‘Mensen met beroepen die niet specifiek zijn voor de bibliotheeksector, volgen hun basisopleiding vaak elders. Denk bijvoorbeeld aan marketeers en managers. Toch willen we ook aan hen modules bieden die ze kennis bijbrengen die specifiek is voor de bibliotheeksector. Die combinatie maakt hen tot de optimale werknemer voor onze branche.’
Het moge volgens Van Vugt dan ook duidelijk zijn dat één opleiding voor iedereen niet meer bij het huidige bibliotheeklandschap past. ‘Daarom maken we keuzedelen. We zetten niemand meer twee jaar lang in de schoolbanken. Dat past niet meer bij onze samenleving, en bovendien is werkplekleren de beste manier om nieuwe vaardigheden op te doen.’

Nieuwe ontwikkelingen
In 2023 staan meer mooie ontwikkelingen op stapel. Zo wordt het mbo-keuzedeel ‘Informatiedienstverlening in de nieuwe bibliotheek’ dit jaar vernieuwd en op meerdere plekken uitgevoerd (zie kader). Daarnaast komt er een nieuw leermanagementsysteem waarin medewerkers hun eigen pad kunnen bijhouden: welke modules van welke aanbieders hebben ze gevolgd en waarmee kunnen ze dat nog aanvullen? ‘We willen dat alle aanbieders dit systeem kunnen gebruiken. Ook willen we besloten omgevingen creëren voor individuele bibliotheken en POI’s, bijvoorbeeld voor interne inwerk- en scholingsprogramma’s.’
Het liefst zou Sinke die online omgeving ook gekoppeld zien aan de functioneringscycli. ‘In onze branche zien we nog te vaak dat medewerkers bij jaargesprekken worden getoetst op te vage criteria. We verliezen ons in competentieframeworks en discussies over of iemand een niveau twee of drie op een bepaald gebied is. We moeten tijdens zulke gesprekken veel helderder communiceren: welke taken horen bij jouw functie, wat moet je daarvoor kunnen en lukt dat? Nu gaan we nog te vaak uit van het idee dat er een kloof is die overbrugd moet worden, en dat een opleiding daarvoor de oplossing biedt. Laten we elkaar andere vragen stellen: wat kun je al goed en hoe kunnen we dat nog beter ontwikkelen? Daardoor komen medewerkers veel sneller in een flow.’

Gedeelde verantwoordelijkheid
Goed personeelsbeleid is een verantwoordelijkheid van het hele netwerk, benadrukt Van Vugt. ‘Ieder heeft een taak. De KB verrijkt programma’s met opleidingselementen, de VOB faciliteert de werkgever, POI’s leggen hun oor te luisteren waar ze kunnen ondersteunen en werknemers geven aan waar hun behoeftes liggen. Ook dat laatste is natuurlijk ontzettend belangrijk. We zouden iedere bibliotheekmedewerker in dit land willen oproepen na te denken over de vraag: hoe kan ik beter worden in wat ik doe?’
Zo’n hernieuwde focus op onze scholingsstructuur vraagt ook om een netwerk van trainers door het hele land die in alle vragen kunnen voorzien, aldus Sinke. ‘En we moeten van elkaar blijven leren. Wij zien veel potentie in de lerende netwerken die nu al door het hele land ontstaan. Trainingen die bij een organisatie plaatsvinden, kunnen handig en laagdrempelig zijn, maar bij vakmatige kennis is het soms des te interessanter om juist bij elkaar te zitten.’
Maar boven alles moeten we het simpel houden, vindt Van Vugt. ‘Het aanbod moet wel blijven appelleren aan daadwerkelijke behoeftes. Daarbij zou het zo goed mogelijk helpen van de burger steeds centraal moeten staan, net als in de Netwerkagenda: bezit ik de vaardigheden om aan de vraag van de klant te beantwoorden? Die vraag stellen wij ook in onze opdracht centraal.’

Al sinds de opheffing van de laatste opleiding voor bibliothecarissen worstelt de branche met het bijscholen van haar medewerkers. Met Jannie van Vugt en Kirsten Sinke aan het roer worden de komende tijd nieuwe stappen gezet richting een nieuwe brancheopleiding.

vinden, boeien en binden!’

‘We moeten medewerkers

Jannie van Vugt en Kirsten Sinke, trekkers van de brancheopleiding  

TEKST: ANNE VAN DEN DOOL
FOTO'S: ZIE CREDITS LANGS DE ZIJKANT

BRANCHEOPLEIDING