Foto: uit de privécollectie van Hans van der Veen


Hans van der Veen tijdens een boottochtje met twee van zijn kleinkinderen.

Foto: Marieke Balk


Hans van der Veen: ‘Ik heb me altijd zo op mijn plek gevoeld in de bibliotheekbranche.
 Ik heb nooit de behoefte gevoeld om over te stappen. Ik hoop dat iedereen met zo veel plezier naar zijn werk gaat als ik.’

Hans van der Veen,
directeur-bestuurder
dbieb/Bibliotheken
Midden-Fryslân

‘Ik sta graag

aan het roer’

MANAGEMENT

TEKST: ANNE VAN DEN DOOL  •  FOTO’S: ZIE CREDITS LANGS ZIJKANT

Al meer dan veertig jaar loopt Hans van der Veen rond in de bibliotheeksector. In die tijd bekleedde hij verschillende management-functies, die hem de kans gaven zijn brede interesses nog verder te ontplooien. 

Was je altijd al een lezer?
‘Ik was eigenlijk meer een speelkind: ik ging niet stilletjes met een boek in een hoekje zitten. Toch was ik ook als kind al lid van de bibliotheek: dat was heel normaal onder mijn leeftijdsgenoten. Op de middelbare school werd ik pas echt enthousiast over de bibliotheek: we hadden weliswaar een schoolbibliotheek, maar die was lang niet zo uitgebreid als de openbare bieb in Sneek. Ik leende niet alleen boeken voor mijn lijst, maar ook geschiedenisboeken die me interessant leken. Ook toen vond ik het al leuk om door de bibliotheek te dwalen en op de gok een boek te pakken.
Vervolgens ging ik begin jaren tachtig in Groningen Engels studeren. Het was een tijd van enorme werkloosheid, ook onder mijn vrienden. Toen ik aan mijn vierde jaar zou beginnen, zag ik een vacature om via de centrale bibliotheekdienst in Leeuwarden een documentatiecentrum met krantenartikelen te beheren. Ik besloot die kans te grijpen, en ja: ik werd uitgenodigd en mocht beginnen. Misschien is dat wel de belangrijkste beslissing van mijn leven geweest: anders was ik waarschijnlijk vertaler geworden.’

Hoe kwam je vervolgens bij de bibliotheek terecht?
‘Via dat werk kwam ik met verschillende bibliotheekvestigingen in aanraking. Ik mocht zelfs baliewerk doen, waarbij ik in contact kwam met klanten in alle soorten en maten. In kleine vestigingen zag ik bijvoorbeeld brommende boerenjongens binnenkomen die boeken moesten lenen voor school. Al snel kreeg ik de leiding over een eigen team – en dat zonder managementervaring. Ik kreeg de smaak van het leidinggeven te pakken: hoe zorg je ervoor dat het in een team goed georganiseerd is? Ik besloot mezelf bij te scholen met managementcursussen, onder andere bij Nyenrode. Vervolgens maakte ik nog een aantal keer een overstap binnen de bibliotheekbranche – bijvoorbeeld naar de Centrale Bibliotheek Dienst Friesland, de destijdse versie van de huidige POI Fers. Dat vond ik minder leuk dan ik dacht: het was een grote organisatie, die veel controle uitoefende over lokale bibliotheken. Ik heb lang in de bibliotheek van Sneek gewerkt.
Ik besloot daarom eind jaren negentig de overstap te maken naar Almere, als manager van verschillende teams. Die stad was toen booming: de bevolking groeide daar zo hard dat we voor onze collecties alles aankochten wat we te pakken kregen. Ook daar maakte ik weer een enorme sprong in mijn ontwikkeling, ook op strategisch niveau. Ik ging ook veel naar het buitenland om te kijken hoe ze het daar deden, en dan met name in Duitsland en Scandinavië. Zeker in Zweden en Finland lopen ze altijd een stapje voor, ook dankzij de positie van de bibliotheek als basisvoorziening in die landen, waardoor er altijd genoeg geld lijkt te zijn voor de bibliotheeksector.
De input van die prachtige bibliotheken konden we gebruiken als inspiratie voor een nieuwe vestiging in Almere, waaraan ook ik mijn steentje mocht bijdragen. Van dat proces heb ik ontzettend veel geleerd, totdat ik in oktober 2005 er een punt achter zette. Ik wilde terugkeren naar het Friese werkleven: in 2004 overleed mijn vrouw, waardoor de noodzaak ontstond meer voor mijn – nog vrij jonge – kinderen te zorgen. We woonden nog steeds in Sneek, dus ik moest altijd vroeg de deur uit en kwam laat thuis – dat wilde ik niet meer. Daarom werd ik regiomanager van de Bibliotheek Súdwest-Fryslân, en daarna van Stichting Bibliotheken Midden-Fryslân, die het bibliotheekwerk verzorgt in gemeenten Leeuwarden en Tytsjerksteradiel.’

Hoe werd je uiteindelijk directeur?
‘De laatste jaren heeft het bibliotheekwerk een enorme transformatie doorgemaakt. Tegelijkertijd hadden we in 2008 te maken met de kredietcrisis, wat zorgde voor een enorme korting op onze budgetten. In één jaar tijd moesten we bijna een half miljoen euro bezuinigen, waardoor we in Leeuwarden drie van onze vier vestigingen moesten sluiten. Alleen de centrale vestiging in de Beurs bleef nog over. De Rijksuniversiteit Groningen had echter haar oog op dat pand laten vallen voor een Friese dependance. Op datzelfde moment kwam de Blokhuispoort, tot enkele jaren daarvoor een gevangenis, vrij. De gemeente dwong ons min of meer om daar onze intrek te nemen.
Daar waren we aanvankelijk niet blij mee: het was een weinig uitnodigend gebouw, met dikke, hoge muren en kleine kamertjes. Dankzij allerlei ingrepen is het gelukkig een open en lichte ruimte geworden met een heel bijzondere sfeer, maar het heeft ons wel een hoop energie gekost. Ook de toenmalige directeur viel er begin 2016 door om. Toen nam ik het stokje over, en op die plek zit ik nog steeds. In die functie zie ik hoeveel werk we nog aan de winkel hebben: we hebben in Leeuwarden te maken met grootstedelijke problematiek, terwijl ik me tegelijkertijd ook zorgen maak om de kleinere plattelandsbibliotheken. In onze grote vestiging in Leeuwarden kunnen we onze vijf kernfuncties moeiteloos uitrollen, met een uitgebreide collectie, een theater en studieplekken. Dat lukt ons in een kleine vestiging niet: we zijn al blij als we daar onze collectie kwijtkunnen en een lezing kunnen organiseren.’

Hoe is het om altijd in deze branche te hebben gewerkt?
‘Fantastisch. Ik heb me hier altijd zo op mijn plek gevoeld: ik heb nooit de behoefte gevoeld om over te stappen naar een andere branche. Wat ook helpt: in deze branche hebben in de loop der jaren ontzettend veel veranderingen plaatsgevonden. En de overstap naar andere bibliotheekorganisaties heeft ook geholpen om me enthousiast te houden. Daardoor heb ik verschillende culturen meegemaakt: in Sneek de saamhorigheid en het familiegevoel, in de huidige organisatie de efficiency en de gedrevenheid, in Almere de dynamiek en de vrijheid. Als ik dat allemaal bij elkaar zou mogen gooien, krijg je de perfecte bibliotheekorganisatie.
Ik hoop dat iedereen met zo veel plezier naar zijn werk gaat als ik. Alleen dan kun je iets goeds presteren. Ik vind het een plicht van het management om voor zo’n werkcultuur te zorgen, waarin je niet alleen moet leveren, maar je je ook kunt ontplooien. Jammer genoeg is dat lang niet altijd het geval, ook niet in onze sector.’

Hoe zou je je leiderschapsstijl typeren?
‘Het management bepaalt het wat, maar de professionals bepalen het hoe. Hen wil ik graag zo goed mogelijk faciliteren om hun werk te doen. Ik heb altijd in managementteams gewerkt. Dat past goed bij mij: ik vind het prettig om het roer in handen te hebben. Tegelijkertijd ben ik een generalist, die zich met allerlei verschillende onderwerpen mag bezighouden. Daarbij wordt een relatief groot deel van mijn tijd opgeslokt door financiële kwesties: we hebben grote tekorten, ook door de dalende ledenaantallen, en daar moeten we iets mee. Veel liever zou ik mijn tijd besteden aan inhoudelijke zaken: hoe behouden we onze collectie voor de toekomst? Hoe bedienen we ons werkgebied zo goed mogelijk? Hoe gaan we laaggeletterdheid tegen? In die zin kijk ik opnieuw jaloers naar Scandinavië, waar onze sector wordt gefinancierd door de overheid en tachtig procent van de inwoners gebruikmaakt van de bibliotheek. Ik hoop dat we die kant in Nederland ook op gaan, met de Netwerkagenda en de daarin beschreven maatschappelijke taken in de hand. We hebben onszelf als branche echt opnieuw uitgevonden: een paar jaar geleden wisten we nog niet welke kant we met zijn allen op moesten. Ik ben trots dat we dat voor elkaar hebben gekregen: als bibliotheeksector hebben we goud in handen. Gelukkig krijgen we daar vanuit de overheid ook steeds meer erkenning en de bijbehorende structurele financiële middelen voor. Dat hebben we ook te danken aan een uitstekende lobby vanuit de KB en de VOB. Hopelijk zijn we daarmee eindelijk verlost van de ‘eeuwige’ bezuinigingen die ons decennialang geteisterd hebben.’

Op welke prestatie van jou en je organisatie ben je het meest trots?
‘Dat we bijna vier jaar geleden werden bekroond tot de Beste Bibliotheek van Nederland. Dat was echt een kroon op veertig jaar bibliotheekwerk. Het zorgde ook voor veel bibliotheekbezoeken uit het buitenland, tot aan de Verenigde Staten aan toe, en voor veel trots onder onze medewerkers en vrijwilligers: het was het bewijs dat het al het gedoe meer dan waard was geweest. Die energie hopen we ook de komende jaren zo veel mogelijk vast te houden.’

Heb je hobby’s?
‘Mijn allergrootste hobby is muziek. Ik speel al sinds mensengeheugenis gitaar, en sinds de jaren zeventig in bandjes, tegenwoordig in een band genaamd DeFries. Met sommige leden speel ik al bijna veertig jaar samen; dat zijn vrienden voor het leven. We schrijven ook onze eigen teksten; inmiddels hebben we drie cd’s op Spotify staan. In mijn werkkamer staan veertien gitaren naast elkaar. Daarnaast luister ik heel graag muziek. Ook daarin ben ik een generalist: ik luister net zo graag naar luitmuziek uit de renaissance als naar jazz en heavy metal. Ik lees ook heel graag biografieën van muzikanten. Tegelijkertijd overtuigen die verhalen me ervan dat het goed is dat ik nooit professioneel muzikant ben geworden: zo’n leven lijkt toch altijd mooier dan het is. Ik moet er niet aan denken om continu op het podium te staan en te moeten leven met al die onzekerheid, ook financieel. Ik vond ook al vrij vroeg mijn passie in het bibliotheekvak, dat scheelt.’

Lees je ook graag?
‘Ook in mijn leesgedrag ben ik een generalist: ik lees alle genres door elkaar. Mijn hart gaat misschien wel het snelst kloppen van factie: fictie vermengd met – al dan niet historische – feiten. Robert Harris is mijn favoriet. Van Nederlands grondgebied houd ik van de humor van de korte verhalen van Maarten Biesheuvel, De walgvogel van Jan Wolkers en – mijn favoriete boek – De komst van Joachim Stiller van Hubert Lampo. Een boek moet mij zo grijpen dat ik het in één adem wil uitlezen. Die boeken wil ik wel fysiek vasthouden: mijn partner heeft een e-reader, maar dat trekt me niet.
Verder heb ik mijn hele leven fanatiek gesport. Ik tennis nog steeds graag. En ik woon op anderhalve kilometer afstand van het Sneekermeer, we hebben een boot achter ons huis liggen. Daarmee kun je overal komen.
Van televisie houd ik minder. Het aanbod op publieke en commerciële zenders vind ik heel matig, dus we nemen vaak onze toevlucht tot Netflix. Duistere Scandinavische thrillers als The Bridge en The Killing dwingen mij tot bingewatchen. Al het goede komt uit Scandinavië, zou je kunnen zeggen – hoewel: het lijken me niet altijd opgewekte mensen. Dat kan ik me ook wel voorstellen, als je in een wereld leeft waarin het de helft van het jaar bijna de hele dag donker is.’

Wat je is je favoriete vakantiebestemming?
‘We gaan graag naar het zuiden, en dan het liefst naar Italië. Of het nu Toscane of Umbrië is, we voelen ons er altijd op onze plek. Het is zo’n divers land, met een prachtige cultuur, een heerlijk klimaat en fantastisch eten. Daarnaast doen we ieder jaar met vrienden een stedentrip: van New York tot Istanbul en alles ertussenin. Hoewel: inmiddels komt ook de vliegschaamte om de hoek kijken, dus we zoeken het steeds vaker dichter bij huis.’

Bibliotheekblad 2 Februari 2023


Hans van der Veen tijdens een boottochtje met twee van zijn kleinkinderen.

Bibliotheekblad 2 Februari 2023

Was je altijd al een lezer?
‘Ik was eigenlijk meer een speelkind: ik ging niet stilletjes met een boek in een hoekje zitten. Toch was ik ook als kind al lid van de bibliotheek: dat was heel normaal onder mijn leeftijdsgenoten. Op de middelbare school werd ik pas echt enthousiast over de bibliotheek: we hadden weliswaar een schoolbibliotheek, maar die was lang niet zo uitgebreid als de openbare bieb in Sneek. Ik leende niet alleen boeken voor mijn lijst, maar ook geschiedenisboeken die me interessant leken. Ook toen vond ik het al leuk om door de bibliotheek te dwalen en op de gok een boek te pakken.
Vervolgens ging ik begin jaren tachtig in Groningen Engels studeren. Het was een tijd van enorme werkloosheid, ook onder mijn vrienden. Toen ik aan mijn vierde jaar zou beginnen, zag ik een vacature om via de centrale bibliotheekdienst in Leeuwarden een documentatiecentrum met krantenartikelen te beheren. Ik besloot die kans te grijpen, en ja: ik werd uitgenodigd en mocht beginnen. Misschien is dat wel de belangrijkste beslissing van mijn leven geweest: anders was ik waarschijnlijk vertaler geworden.’

Hoe kwam je vervolgens bij de bibliotheek terecht?
‘Via dat werk kwam ik met verschillende bibliotheekvestigingen in aanraking. Ik mocht zelfs baliewerk doen, waarbij ik in contact kwam met klanten in alle soorten en maten. In kleine vestigingen zag ik bijvoorbeeld brommende boerenjongens binnenkomen die boeken moesten lenen voor school. Al snel kreeg ik de leiding over een eigen team – en dat zonder managementervaring. Ik kreeg de smaak van het leidinggeven te pakken: hoe zorg je ervoor dat het in een team goed georganiseerd is? Ik besloot mezelf bij te scholen met managementcursussen, onder andere bij Nyenrode. Vervolgens maakte ik nog een aantal keer een overstap binnen de bibliotheekbranche – bijvoorbeeld naar de Centrale Bibliotheek Dienst Friesland, de destijdse versie van de huidige POI Fers. Dat vond ik minder leuk dan ik dacht: het was een grote organisatie, die veel controle uitoefende over lokale bibliotheken. Ik heb lang in de bibliotheek van Sneek gewerkt.
Ik besloot daarom eind jaren negentig de overstap te maken naar Almere, als manager van verschillende teams. Die stad was toen booming: de bevolking groeide daar zo hard dat we voor onze collecties alles aankochten wat we te pakken kregen. Ook daar maakte ik weer een enorme sprong in mijn ontwikkeling, ook op strategisch niveau. Ik ging ook veel naar het buitenland om te kijken hoe ze het daar deden, en dan met name in Duitsland en Scandinavië. Zeker in Zweden en Finland lopen ze altijd een stapje voor, ook dankzij de positie van de bibliotheek als basisvoorziening in die landen, waardoor er altijd genoeg geld lijkt te zijn voor de bibliotheeksector.
De input van die prachtige bibliotheken konden we gebruiken als inspiratie voor een nieuwe vestiging in Almere, waaraan ook ik mijn steentje mocht bijdragen. Van dat proces heb ik ontzettend veel geleerd, totdat ik in oktober 2005 er een punt achter zette. Ik wilde terugkeren naar het Friese werkleven: in 2004 overleed mijn vrouw, waardoor de noodzaak ontstond meer voor mijn – nog vrij jonge – kinderen te zorgen. We woonden nog steeds in Sneek, dus ik moest altijd vroeg de deur uit en kwam laat thuis – dat wilde ik niet meer. Daarom werd ik regiomanager van de Bibliotheek Súdwest-Fryslân, en daarna van Stichting Bibliotheken Midden-Fryslân, die het bibliotheekwerk verzorgt in gemeenten Leeuwarden en Tytsjerksteradiel.’

Hoe werd je uiteindelijk directeur?
‘De laatste jaren heeft het bibliotheekwerk een enorme transformatie doorgemaakt. Tegelijkertijd hadden we in 2008 te maken met de kredietcrisis, wat zorgde voor een enorme korting op onze budgetten. In één jaar tijd moesten we bijna een half miljoen euro bezuinigen, waardoor we in Leeuwarden drie van onze vier vestigingen moesten sluiten. Alleen de centrale vestiging in de Beurs bleef nog over. De Rijksuniversiteit Groningen had echter haar oog op dat pand laten vallen voor een Friese dependance. Op datzelfde moment kwam de Blokhuispoort, tot enkele jaren daarvoor een gevangenis, vrij. De gemeente dwong ons min of meer om daar onze intrek te nemen.
Daar waren we aanvankelijk niet blij mee: het was een weinig uitnodigend gebouw, met dikke, hoge muren en kleine kamertjes. Dankzij allerlei ingrepen is het gelukkig een open en lichte ruimte geworden met een heel bijzondere sfeer, maar het heeft ons wel een hoop energie gekost. Ook de toenmalige directeur viel er begin 2016 door om. Toen nam ik het stokje over, en op die plek zit ik nog steeds. In die functie zie ik hoeveel werk we nog aan de winkel hebben: we hebben in Leeuwarden te maken met grootstedelijke problematiek, terwijl ik me tegelijkertijd ook zorgen maak om de kleinere plattelandsbibliotheken. In onze grote vestiging in Leeuwarden kunnen we onze vijf kernfuncties moeiteloos uitrollen, met een uitgebreide collectie, een theater en studieplekken. Dat lukt ons in een kleine vestiging niet: we zijn al blij als we daar onze collectie kwijtkunnen en een lezing kunnen organiseren.’

Hoe is het om altijd in deze branche te hebben gewerkt?
‘Fantastisch. Ik heb me hier altijd zo op mijn plek gevoeld: ik heb nooit de behoefte gevoeld om over te stappen naar een andere branche. Wat ook helpt: in deze branche hebben in de loop der jaren ontzettend veel veranderingen plaatsgevonden. En de overstap naar andere bibliotheekorganisaties heeft ook geholpen om me enthousiast te houden. Daardoor heb ik verschillende culturen meegemaakt: in Sneek de saamhorigheid en het familiegevoel, in de huidige organisatie de efficiency en de gedrevenheid, in Almere de dynamiek en de vrijheid. Als ik dat allemaal bij elkaar zou mogen gooien, krijg je de perfecte bibliotheekorganisatie.
Ik hoop dat iedereen met zo veel plezier naar zijn werk gaat als ik. Alleen dan kun je iets goeds presteren. Ik vind het een plicht van het management om voor zo’n werkcultuur te zorgen, waarin je niet alleen moet leveren, maar je je ook kunt ontplooien. Jammer genoeg is dat lang niet altijd het geval, ook niet in onze sector.’

Hoe zou je je leiderschapsstijl typeren?
‘Het management bepaalt het wat, maar de professionals bepalen het hoe. Hen wil ik graag zo goed mogelijk faciliteren om hun werk te doen. Ik heb altijd in managementteams gewerkt. Dat past goed bij mij: ik vind het prettig om het roer in handen te hebben. Tegelijkertijd ben ik een generalist, die zich met allerlei verschillende onderwerpen mag bezighouden. Daarbij wordt een relatief groot deel van mijn tijd opgeslokt door financiële kwesties: we hebben grote tekorten, ook door de dalende ledenaantallen, en daar moeten we iets mee. Veel liever zou ik mijn tijd besteden aan inhoudelijke zaken: hoe behouden we onze collectie voor de toekomst? Hoe bedienen we ons werkgebied zo goed mogelijk? Hoe gaan we laaggeletterdheid tegen? In die zin kijk ik opnieuw jaloers naar Scandinavië, waar onze sector wordt gefinancierd door de overheid en tachtig procent van de inwoners gebruikmaakt van de bibliotheek. Ik hoop dat we die kant in Nederland ook op gaan, met de Netwerkagenda en de daarin beschreven maatschappelijke taken in de hand. We hebben onszelf als branche echt opnieuw uitgevonden: een paar jaar geleden wisten we nog niet welke kant we met zijn allen op moesten. Ik ben trots dat we dat voor elkaar hebben gekregen: als bibliotheeksector hebben we goud in handen. Gelukkig krijgen we daar vanuit de overheid ook steeds meer erkenning en de bijbehorende structurele financiële middelen voor. Dat hebben we ook te danken aan een uitstekende lobby vanuit de KB en de VOB. Hopelijk zijn we daarmee eindelijk verlost van de ‘eeuwige’ bezuinigingen die ons decennialang geteisterd hebben.’

Op welke prestatie van jou en je organisatie ben je het meest trots?
‘Dat we bijna vier jaar geleden werden bekroond tot de Beste Bibliotheek van Nederland. Dat was echt een kroon op veertig jaar bibliotheekwerk. Het zorgde ook voor veel bibliotheekbezoeken uit het buitenland, tot aan de Verenigde Staten aan toe, en voor veel trots onder onze medewerkers en vrijwilligers: het was het bewijs dat het al het gedoe meer dan waard was geweest. Die energie hopen we ook de komende jaren zo veel mogelijk vast te houden.’

Heb je hobby’s?
‘Mijn allergrootste hobby is muziek. Ik speel al sinds mensengeheugenis gitaar, en sinds de jaren zeventig in bandjes, tegenwoordig in een band genaamd DeFries. Met sommige leden speel ik al bijna veertig jaar samen; dat zijn vrienden voor het leven. We schrijven ook onze eigen teksten; inmiddels hebben we drie cd’s op Spotify staan. In mijn werkkamer staan veertien gitaren naast elkaar. Daarnaast luister ik heel graag muziek. Ook daarin ben ik een generalist: ik luister net zo graag naar luitmuziek uit de renaissance als naar jazz en heavy metal. Ik lees ook heel graag biografieën van muzikanten. Tegelijkertijd overtuigen die verhalen me ervan dat het goed is dat ik nooit professioneel muzikant ben geworden: zo’n leven lijkt toch altijd mooier dan het is. Ik moet er niet aan denken om continu op het podium te staan en te moeten leven met al die onzekerheid, ook financieel. Ik vond ook al vrij vroeg mijn passie in het bibliotheekvak, dat scheelt.’

Lees je ook graag?
‘Ook in mijn leesgedrag ben ik een generalist: ik lees alle genres door elkaar. Mijn hart gaat misschien wel het snelst kloppen van factie: fictie vermengd met – al dan niet historische – feiten. Robert Harris is mijn favoriet. Van Nederlands grondgebied houd ik van de humor van de korte verhalen van Maarten Biesheuvel, De walgvogel van Jan Wolkers en – mijn favoriete boek – De komst van Joachim Stiller van Hubert Lampo. Een boek moet mij zo grijpen dat ik het in één adem wil uitlezen. Die boeken wil ik wel fysiek vasthouden: mijn partner heeft een e-reader, maar dat trekt me niet.
Verder heb ik mijn hele leven fanatiek gesport. Ik tennis nog steeds graag. En ik woon op anderhalve kilometer afstand van het Sneekermeer, we hebben een boot achter ons huis liggen. Daarmee kun je overal komen.
Van televisie houd ik minder. Het aanbod op publieke en commerciële zenders vind ik heel matig, dus we nemen vaak onze toevlucht tot Netflix. Duistere Scandinavische thrillers als The Bridge en The Killing dwingen mij tot bingewatchen. Al het goede komt uit Scandinavië, zou je kunnen zeggen – hoewel: het lijken me niet altijd opgewekte mensen. Dat kan ik me ook wel voorstellen, als je in een wereld leeft waarin het de helft van het jaar bijna de hele dag donker is.’

Wat je is je favoriete vakantiebestemming?
‘We gaan graag naar het zuiden, en dan het liefst naar Italië. Of het nu Toscane of Umbrië is, we voelen ons er altijd op onze plek. Het is zo’n divers land, met een prachtige cultuur, een heerlijk klimaat en fantastisch eten. Daarnaast doen we ieder jaar met vrienden een stedentrip: van New York tot Istanbul en alles ertussenin. Hoewel: inmiddels komt ook de vliegschaamte om de hoek kijken, dus we zoeken het steeds vaker dichter bij huis.’

Al meer dan veertig jaar loopt Hans van der Veen rond in de bibliotheeksector. In die tijd bekleedde hij verschillende management-functies, die hem de kans gaven zijn brede interesses nog verder te ontplooien. 

aan het roer’

‘Ik sta graag

Hans van der Veen,
directeur-bestuurder
dbieb/Bibliotheken
Midden-Fryslân

TEKST: ANNE VAN DEN DOOL
FOTO’S: ZIE CREDITS LANGS ZIJKANT

MANAGEMENT