Nieuwjaarswens van Jakob Oudijk van Putten, 1818, Hellevoetsluis (KW 1940 A 23).

Nieuwjaarswens van Eelje H. Fonkes, aan haar tante en oom, 1844 (KW 1940 A 24).

Kerstwens van A. Stellingwerf, 1679 (KW 1940 B 042).

Nieuwjaarswens van Jacob Gerrijts aan zijn oom, 1767 (KW 1940 A 91).

Kerstwens van A. Stellingwerf, 1679 (KW 1940 B 042).

Vaderlandsche kindervreugd, vertoond in agt kunstplaaten, met toepasselijke gedichtjes (Amsterdam, 1803, Van Vliet en Ten Brink), (12030117).

Een klein meisje dat de wensbrief van haar broer bezorgt op de voorpagina van De Katholieke illustratie; zondags-lektuur voor het katholieke Nederlandsche volk, jrg. 58, no 14, 26-12-1923 (KW KDC Tb 1000).

In deze aflevering van Topstukken van de KB een goede nieuwjaarstraditie die in de vergetelheid is geraakt: de wensbrief. Kinderen werden tot het begin van de vorige eeuw geacht deze te schrijven en voor te dragen. En de KB heeft een paar mooie voorbeelden in de collectie, vertelt collectiespecialist namiddeleeuwse en moderne handschriften Jeroen Vandommele.

Wensbrieven voor het nieuwe jaar

TOPSTUKKEN

TEKST: JEROEN VANDOMMELE FOTO'S: KB BEELDSTUDIO 

Oliebollen. Karbietschieten. Vreugdevuren. Een glaasje bubbels met de buren. Nederland kent tal van tradities om het nieuwe jaar te vieren. Sommige zijn relatief nieuw, zoals de nieuwjaarsduik, die pas sinds de jaren ’60 in Nederland wordt gehouden. Andere rituelen, zoals het maken (en eten) van oliebollen tijdens oudejaarsavond, gaan al eeuwen terug. Tradities kunnen ook verdwijnen, waaronder bijvoorbeeld het schrijven van ‘wensbrieven’ voor het nieuwe jaar.

Het schrijven en voorlezen van de wensbrief voor het nieuwe jaar was in Nederland een breed verspreid gebruik in de achttiende en negentiende eeuw. Kinderen van 7 tot 12 jaar dienden voor nieuwjaar, maar ook voor andere feesten zoals Pasen of Pinksteren, op school een wensbrief te schrijven, onder het toeziend oog van de schoolmeester. Het was voor de kinderen de ultieme schrijfproef. Ze konden daarmee tonen hoe hun schrijfvaardigheid was gevorderd in het voorbije jaar.

De wensbrief werd vervolgens voorgedragen aan de ouders, grootouders en andere familieleden (afb. 1-2). Feestdagen boden kinderen de mogelijkheid om de samengekomen familieleden iets toe te wensen en zich te oefenen in het openbaar spreken. De familie kon tijdens zo’n gelegenheid de schoolprestaties van het kind evalueren en hem of haar belonen met een kleinigheidje, zoals een zakcentje of een cadeautje.

Decoratieve rand
De meeste wensbrieven bestaan uit twee delen: een groot vel papier (circa 43 cm hoog bij 34 cm breed) met een decoratieve rand in kopergravure. In het midden van deze fraai vormgegeven kaart staat een met de hand geschreven heilswens gericht aan ouders of familieleden, ondertekend met de naam van het kind en het jaartal. De aanhef van de wens (‘Beminde ouders’) werd meestal geschreven in het mooie kalligrafische handschrift van de schoolmeester, terwijl de rest van de tekst werd geschreven door het kind zelf. De gedrukte decoratieve rand, ook wel krans genoemd, heeft niet noodzakelijk een relatie met de inhoud van de wensbrief. De omlijsting kan simpelweg bestaan uit een krans van bloemen, maar vaak worden in de hoeken genretaferelen weergegeven, van bijvoorbeeld de vier seizoenen, het landleven of Bijbelse scènes. Veel van de prenten zijn met waterverf ingekleurd, maar dit is niet altijd het geval.

Wensbladen werden in grote oplage uitgegeven door enkele drukkers, zoals Weduwe J. Ratelband te Amsterdam of J. Wijnhoven-Hendriksen te Rotterdam. Waarschijnlijk kochten schoolmeesters of ouders de wensbladen bij de lokale boekhandelaar of marskramer. Men was afhankelijk van het assortiment in de winkel, wat vaak resulteerde in het gebruik van dezelfde prent voor uiteenlopende wensen. Soms bestaat de decoratieve rand niet uit een prent, maar uit kalligrafie of een zelfgemaakte versiering.

De rand van een van de eerste wensbrieven in de collectie van de KB, een kerstwens uit 1679, bestaat bijvoorbeeld uit getekende figuren uit het kerstverhaal. De gekalligrafeerde kerstwens in het midden is van de hand van A. Stellingwerf, hoogstwaarschijnlijk een schoolmeester uit Blokzijl (afb. 3). Een ander voorbeeld is de scène van Mozes en de koperen slang, getekend door Jacob Gerrijts voor zijn oom als onderdeel van zijn (extreem) lange nieuwjaarswens uit 1768 (afb. 4).

Dankbaarheid tonen
De meeste nieuwjaarswensen blinken niet uit in oorspronkelijkheid. Ze waren vooral kopieën uit bekende voorbeeldboekjes met allerlei voorbeelden van wensbrieven, zoals bijvoorbeeld Nieuw-Jaars en andere Hoogtyds Brieven (Amsterdam 1760) of Gedichtjes voor de beschaafde Jeugd (Gouda, ca. 1840). Opvallend is dat de wensen doorgaans een religieuze ondertoon hadden. Kinderen smeekten God om hun familie nog een jaartje te beschermen tegen de gevaren van het leven en baden voor voorspoed en geluk.

Vanuit ons moderne perspectief hebben de wensen daardoor iets zwartgalligs Zo verzuchtte Eelje Tonkes in 1844 dat de dood een heel jaar de tijd heeft gehad om haar oom en tante op te zoeken (‘Een jaar van ons leven vervloog weder snel en gaf aan den dood als der jaren gezel, weer tijd om zijn prooi te bespringen’), maar dat haar familie de dans toch maar mooi ontsprongen was (afb. 5). Daarnaast benadrukken de nieuwjaarswensen de dienstbaarheid van het kind aan de ouders. Het uitspreken van de heilwens werd gezien als een plicht van het kind, een manier om dankbaarheid te tonen. Zo prees Jakob Oudijk van Putten zijn vader en moeder voor ‘de lessen, kleder, voeder’ die hij mocht ontvangen. Zijn gedicht is een uiting van de gehoorzaamheid en de liefde die hij voor zijn ouders koesterde (afb. 6).

Wensbrieven in de KB
De KB heeft een aanzienlijke collectie wensbrieven, waarvan het merendeel (94) in 2013 is verworven van emeritus-hoogleraar oude Nederlandse letterkunde en boekwetenschap Piet Buijnsters (1933-2022) en zijn vrouw, oud-kunsthistorica Leontine Buijnsters-Smets (1937-2021). In 2016 schonken Aernout Borms en Leny Borms-Koop, liefhebbers en onderzoekers van centsprenten, nog eens 65 wensbrieven aan de KB. De meeste van deze wensbrieven komen uit de achttiende en negentiende eeuw en zijn voornamelijk geschreven voor het nieuwe jaar.

Het schrijven en voorlezen van wensbrieven tijdens nieuwjaarsdag verdween in Nederland in de vroege twintigste eeuw. De laatste voorbeelden uit de collectie van de KB zijn uit de jaren 1920. Mogelijkerwijs had het uitsterven van de traditie te maken met de groeiende populariteit van het sturen van nieuwjaarskaarten in dezelfde periode. In Vlaanderen is het gebruik van nieuwjaarswensen echter nog steeds levendig. Elk jaar schrijven schoolkinderen tussen 7 en 12 jaar in december hun wensbrieven, die ze vervolgens voordragen tijdens de eerste bijeenkomst met de familie in het nieuwe jaar. Misschien is het een idee om deze traditie in 2024 ook hier nieuw leven in te blazen?

Bibliotheekblad 1 januari 2024

Nieuwjaarswens van Jakob Oudijk van Putten, 1818, Hellevoetsluis (KW 1940 A 23).

Nieuwjaarswens van Eelje H. Fonkes, aan haar tante en oom, 1844 (KW 1940 A 024).

Nieuwjaarswens van Jacob Gerrijts aan zijn oom, 1767 (KW 1940 A 91).

Kerstwens van A. Stellingwerf, 1679 (KW 1940 B 042).

Vaderlandsche kindervreugd, vertoond in agt kunstplaaten, met toepasselijke gedichtjes (Amsterdam, 1803, Van Vliet en Ten Brink), (12030117).

Een klein meisje dat de wensbrief van haar broer bezorgt op de voorpagina van De Katholieke illustratie; zondags-lektuur voor het katholieke Nederlandsche volk, jrg. 58, no 14, 26-12-1923 (KW KDC Tb 1000).

Bibliotheekblad 1 januari 2024

In deze aflevering van Topstukken van de KB een goede nieuwjaarstraditie die in de vergetelheid is geraakt: de wensbrief. Kinderen werden tot het begin van de vorige eeuw geacht deze te schrijven en voor te dragen. En de KB heeft een paar mooie voorbeelden in de collectie, vertelt collectiespecialist namiddeleeuwse en moderne handschriften Jeroen Vandommele.

Wensbrieven voor het nieuwe jaar

TEKST: JEROEN VANDOMMELE
FOTO'S: KB BEELDSTUDIO 

TOPSTUKKEN

Oliebollen. Karbietschieten. Vreugdevuren. Een glaasje bubbels met de buren. Nederland kent tal van tradities om het nieuwe jaar te vieren. Sommige zijn relatief nieuw, zoals de nieuwjaarsduik, die pas sinds de jaren ’60 in Nederland wordt gehouden. Andere rituelen, zoals het maken (en eten) van oliebollen tijdens oudejaarsavond, gaan al eeuwen terug. Tradities kunnen ook verdwijnen, waaronder bijvoorbeeld het schrijven van ‘wensbrieven’ voor het nieuwe jaar.

Het schrijven en voorlezen van de wensbrief voor het nieuwe jaar was in Nederland een breed verspreid gebruik in de achttiende en negentiende eeuw. Kinderen van 7 tot 12 jaar dienden voor nieuwjaar, maar ook voor andere feesten zoals Pasen of Pinksteren, op school een wensbrief te schrijven, onder het toeziend oog van de schoolmeester. Het was voor de kinderen de ultieme schrijfproef. Ze konden daarmee tonen hoe hun schrijfvaardigheid was gevorderd in het voorbije jaar.

De wensbrief werd vervolgens voorgedragen aan de ouders, grootouders en andere familieleden (afb. 1-2). Feestdagen boden kinderen de mogelijkheid om de samengekomen familieleden iets toe te wensen en zich te oefenen in het openbaar spreken. De familie kon tijdens zo’n gelegenheid de schoolprestaties van het kind evalueren en hem of haar belonen met een kleinigheidje, zoals een zakcentje of een cadeautje.

Decoratieve rand
De meeste wensbrieven bestaan uit twee delen: een groot vel papier (circa 43 cm hoog bij 34 cm breed) met een decoratieve rand in kopergravure. In het midden van deze fraai vormgegeven kaart staat een met de hand geschreven heilswens gericht aan ouders of familieleden, ondertekend met de naam van het kind en het jaartal. De aanhef van de wens (‘Beminde ouders’) werd meestal geschreven in het mooie kalligrafische handschrift van de schoolmeester, terwijl de rest van de tekst werd geschreven door het kind zelf. De gedrukte decoratieve rand, ook wel krans genoemd, heeft niet noodzakelijk een relatie met de inhoud van de wensbrief. De omlijsting kan simpelweg bestaan uit een krans van bloemen, maar vaak worden in de hoeken genretaferelen weergegeven, van bijvoorbeeld de vier seizoenen, het landleven of Bijbelse scènes. Veel van de prenten zijn met waterverf ingekleurd, maar dit is niet altijd het geval.

Wensbladen werden in grote oplage uitgegeven door enkele drukkers, zoals Weduwe J. Ratelband te Amsterdam of J. Wijnhoven-Hendriksen te Rotterdam. Waarschijnlijk kochten schoolmeesters of ouders de wensbladen bij de lokale boekhandelaar of marskramer. Men was afhankelijk van het assortiment in de winkel, wat vaak resulteerde in het gebruik van dezelfde prent voor uiteenlopende wensen. Soms bestaat de decoratieve rand niet uit een prent, maar uit kalligrafie of een zelfgemaakte versiering.

De rand van een van de eerste wensbrieven in de collectie van de KB, een kerstwens uit 1679, bestaat bijvoorbeeld uit getekende figuren uit het kerstverhaal. De gekalligrafeerde kerstwens in het midden is van de hand van A. Stellingwerf, hoogstwaarschijnlijk een schoolmeester uit Blokzijl (afb. 3). Een ander voorbeeld is de scène van Mozes en de koperen slang, getekend door Jacob Gerrijts voor zijn oom als onderdeel van zijn (extreem) lange nieuwjaarswens uit 1768 (afb. 4).

Dankbaarheid tonen
De meeste nieuwjaarswensen blinken niet uit in oorspronkelijkheid. Ze waren vooral kopieën uit bekende voorbeeldboekjes met allerlei voorbeelden van wensbrieven, zoals bijvoorbeeld Nieuw-Jaars en andere Hoogtyds Brieven (Amsterdam 1760) of Gedichtjes voor de beschaafde Jeugd (Gouda, ca. 1840). Opvallend is dat de wensen doorgaans een religieuze ondertoon hadden. Kinderen smeekten God om hun familie nog een jaartje te beschermen tegen de gevaren van het leven en baden voor voorspoed en geluk.

Vanuit ons moderne perspectief hebben de wensen daardoor iets zwartgalligs Zo verzuchtte Eelje Tonkes in 1844 dat de dood een heel jaar de tijd heeft gehad om haar oom en tante op te zoeken (‘Een jaar van ons leven vervloog weder snel en gaf aan den dood als der jaren gezel, weer tijd om zijn prooi te bespringen’), maar dat haar familie de dans toch maar mooi ontsprongen was (afb. 5). Daarnaast benadrukken de nieuwjaarswensen de dienstbaarheid van het kind aan de ouders. Het uitspreken van de heilwens werd gezien als een plicht van het kind, een manier om dankbaarheid te tonen. Zo prees Jakob Oudijk van Putten zijn vader en moeder voor ‘de lessen, kleder, voeder’ die hij mocht ontvangen. Zijn gedicht is een uiting van de gehoorzaamheid en de liefde die hij voor zijn ouders koesterde (afb. 6).

Wensbrieven in de KB
De KB heeft een aanzienlijke collectie wensbrieven, waarvan het merendeel (94) in 2013 is verworven van emeritus-hoogleraar oude Nederlandse letterkunde en boekwetenschap Piet Buijnsters (1933-2022) en zijn vrouw, oud-kunsthistorica Leontine Buijnsters-Smets (1937-2021). In 2016 schonken Aernout Borms en Leny Borms-Koop, liefhebbers en onderzoekers van centsprenten, nog eens 65 wensbrieven aan de KB. De meeste van deze wensbrieven komen uit de achttiende en negentiende eeuw en zijn voornamelijk geschreven voor het nieuwe jaar.

Het schrijven en voorlezen van wensbrieven tijdens nieuwjaarsdag verdween in Nederland in de vroege twintigste eeuw. De laatste voorbeelden uit de collectie van de KB zijn uit de jaren 1920. Mogelijkerwijs had het uitsterven van de traditie te maken met de groeiende populariteit van het sturen van nieuwjaarskaarten in dezelfde periode. In Vlaanderen is het gebruik van nieuwjaarswensen echter nog steeds levendig. Elk jaar schrijven schoolkinderen tussen 7 en 12 jaar in december hun wensbrieven, die ze vervolgens voordragen tijdens de eerste bijeenkomst met de familie in het nieuwe jaar. Misschien is het een idee om deze traditie in 2024 ook hier nieuw leven in te blazen?